Het Masker van Boerdam

Het Masker van Boerdam

In het begin van de jaren 70 van de vorige eeuw werd te Boerdam een archeologische opgraving gedaan, waarbij o.a. een masker werd gevonden, dat waarschijnlijk is gebruikt bij ceremonieën waarvan verder niets bekend is. Dergelijke maskers worden zelden gevonden en al helemaal niet in onze streken.

Het voorwerp stamt uit de 6e eeuw voor Chr. evenals sommige potscherven die stammen uit de zgn. Zeijener Cultuur. Zeijen ligt bij Norg en aardewerkresten, daar gevonden komen overeen met vroege vondsten in de kleigebieden langs de Waddenzee, reden waarom men ervan uitgaat dat althans een deel van de eerste bewoners op de kleikwelders in Groningen en Friesland afkomstig waren van de hoge zandgronden in het zuiden.
Omdat men daar alleen kon wonen, waar beekjes het land regelmatig bevochtigden, trokken sommigen, wellicht vanwege bevolkingsaanwas, in de 6e eeuw v. Chr. naar de vruchtbare kwelders langs de Waddenzee, kwelders die ze misschien al wel als zomerweiden in gebruik hadden. Men vestigde zich lang prielen en slenken en leefde van veeteelt, wat landbouw en visvangst.
Toen na verloop van tijd het zeeniveau weer steeg, wierp men onder de huizen wierden op die vaak uitgroeiden tot wierdedorpen. In het begin van de 19e eeuw kregen geleerden en historisch geïnteresseerden belangstelling voor de woonheuvels waarbij ze zich afvroegen hoe ze waren ontstaan. Twee artsen Groninger Westerhof en Acker Strating hadden al in 1822 diepe kuilen laten graven in wierden bij Leens en Warffum en zij kwamen tot de conclusie dat het door mensen opgeworpen woonheuvels waren. Anderen dachten dat ze door zeestromingen waren ontstaan, terwijl anderen vermoedden dat het van oorsprong grafheuvels waren.
Toen men aan het begin van de 20e eeuw ontdekte dat wierdegrond uitstekend kon dienen als meststof, en op grote schaal terpen en wierden werden afgegraven om de grond in Drenthe of in de Veenkoloniën te verkopen, vond men op grote schaal de bewijzen ven eeuwenlange bewoning. Vooral de opgravingen van Professor Albert Egges van Giffen, de domineeszoon uit Noordhorn, gedaan in Ezinge in de jaren 1923-1934, hebben veel gegevens opgeleverd over hoe de wierden ontstonden en hoe en waarvan de eerste bewoners leefden.
Dat we niet alles van de eerste bewoners in onze streken bewijst het geëxposeerde masker waarvan zoals gezegd de functie niet bekend is. Het is daardoor wel een intrigerend voorwerp en het niet weten laat ruimte voor dromen en fantaseren. (Tekst: Reint Wobbes)