De zilversmid Schoonhoven

Een Fries verlaat zijn geboortegrond

Op 24 november van het jaar 1845, om drie uur ’s nachts, bevalt Renske Wormbrandt van haar eerste kind. Het is een jongetje.

De volgende dag stapt Sjoerd Schoonhoven naar het Sneeker stadhuis, waar hij een half jaar eerder met Renske in de echt werd verbonden, om de geboorte van zijn zoontje aan te geven. Hij zal Lieuwe heten, net als zijn grootvader. Sjoerd zal deze gang nog zes maal maken om een boreling aan te geven, maar ook enkele keren om het overlijden van een van zijn kinderen te melden. Als Lieuwe oud genoeg is om een vak te leren, zoeken zijn ouders naar een ander beroep dan kleermaker, het vak dat Sjoerd en ook grootvader Lieuwe uitoefende. In de kranten van die tijd worden regelmatig knechten en leerlingen gevraagd voor werk in een edelsmidswerkplaats.

Afb. 1. Annonce in de Leeuwarder Courant (26 mei 1846).

Klaarblijkelijk was er ruim werk in dit achtenswaardig beroep. Friesland bezat in die jaren een zeer bloeiende bedrijfstak in de goud- en zilversmederij en het Sneeker zilver stond goed bekend in Fryslân, de rest van Nederland en zelfs in het buitenland. In Sneek waren opvallend veel edelsmeden actief. In het midden van de 19de eeuw telde de stad niet minder dan 14 zilversmederijen op een inwonertal van ongeveer 8000. Daarmee was het, na Leeuwarden met 20 zilversmeden op een bijna drie maal grotere bevolking, een van de belangrijkste zilvercentra van de provincie.
Als jong-volwassene besluit Lieuwe zijn geboorteplaats te verlaten. Wat brengt deze geboren Fries er toe de stad waar hij zijn jeugd doorbracht en de regio waar zijn gehele familie sinds oudsher woonde de rug toe te keren? Gaf zijn inschatting dat de concurrentie in Sneek te groot zou worden om daar een goed bestaan te kunnen opbouwen de doorslag? En beloofde het betrekkelijk nabije Groningse ‘Hogeland’, waar een welgestelde stand van herenboeren was ontstaan, een ruimere klantenkring? En vormde toen een advertentie van de gerenommeerde firma Roelfsema in de Leeuwarder Courant (Afb. 2) de directe aanleiding voor zijn vertrek? We weten het niet. Feit is wel dat Lieuwe, 21 jaar oud, naar het Noord-Groningse dorp Winsum-Obergum afreist en als gezel wordt aangenomen door de bekende en productieve goud- en zilversmid J.H. Roelfsema. ¹

Afb. 2. Leeuwarder Courant, 20-03-1866.

Tijdens de afronding van deze leerperiode in Winsum ontmoet Lieuwe zijn toekomstige bruid, Martje Pomp, waarmee hij in 1870 zal trouwen. ²
Zijn moeder, Renske Wormbrandt, reist voor die gelegenheid van Sneek naar Appingedam – in die dagen een hele onderneming – om het huwelijk van haar oudste zoon bij te wonen.

Afb. 3. De huwelijksakte werd ook door Lieuwes moeder ondertekend.

Na zijn trouwen vestigt Lieuwe (Afb. 4) zich, met zijn jonge vrouw, als zelfstandige goud- en zilversmid in Middelstum ³, een ander dorp in deze welvarende streek .


Afb. 4. Lieuwe Schoonhoven

Afb. 5. Schoolstraat in Middelstum.

Lieuwe en Martje woonden vrijwel zeker in de jaren 1879-1882 in het eerste pand links. De woning werd in 1879 gebouwd in opdracht van Lieuwe, waarschijnlijk onder toezicht van architect Jacob F.B Tilbusscher. Op deze ansichtkaart uit omstreeks 1920 is een uithangbord te zien van de toenmalige bewoner/winkelier, papierhandelaar Zandbergen, die ook ansichtkaarten uitgaf. Het pand is nog in goede staat aanwezig (2012). Bij een verbouwing is de voordeur verplaatst naar rechts, waardoor het winkelraam is vervallen.

Vanaf het moment dat hij zelfstandig zijn beroep gaat uitoefenen tot aan zijn dood in 1907 slaat hij een eigen meesterteken af op alle producten van zijn hand (Afb. 6). ⁴

Afb. 6. Meestertekens van Lieuwe Schoonhoven en zoon Willem.

In Middelstum, dat toentertijd slechts zo’n 2100 inwoners telde, bouwde Lieuwe zich een goed bestaan op. Voor de gemeentelijke belasting viel hij al direct in de inkomensklasse ‘500 gulden’, een aanslaggrens die door meer dan de helft van de werkende bevolking niet werd gehaald ⁵
Ondanks zijn geïsoleerde woonplaats op het afgelegen Groningse Hogeland was Lieuwes horizon duidelijk breder dan de grenzen van zijn dorp. Zijn vakmanschap gaat verder dan het vervaardigen van oorijzers en suikertangen voor gefortuneerde boeren. Hij demonstreert in 1875 zijn bekwaamheden in het scheppen van sieraden en allerhande gebruiksvoorwerpen met een inzending naar de Nationale Tentoonstelling in Amsterdam.⁶
De toekenning hiervan: een bronzen medaille voor zijn ‘gegoten zilveren bloemvaas in cantillewerk’, getuigt van waardering voor zijn werk. In 1878 haalt hij wederom het nieuws door met drie andere Nederlandse vakgenoten deel te nemen aan de Wereldtentoonstelling in Parijs. Daar exposeert Lieuwe een ‘reproductie in zilver van een antiek schilderij (proeve van gietwerk) (Afb. 7). ⁷

Afb. 7. Berichten in de Leeuwarder Courant d.d. 29 september 1878.

En in 1880 zendt hij, tezamen met zijn Winsumer leermeesters, “zeer kunstige zilvergietwerken” in naar de eerste zilvertentoonstelling in Groningen.⁸
Nadat hij zilverwaren heeft mogen leveren aan het Hof van Koning Willem III, verwerft hij in deze jaren ook het prestigieuze predikaat van “Hofleverancier”. Dit alles wijst er op dat Lieuwe in zijn twaalf Middelstummer jaren een zeer bekwaam en alom gewaardeerd vakman is geworden.
Zoals destijds (en ook nu nog) gebruikelijk, werden sieraden en horloges langs dezelfde kanalen verkocht. Ook Lieuwe verkocht ‘horologiën’ (Afb. 8).

Afb. 8. Ook lieden van buiten Middelstum weten de leverancier van zilverwaren en “horologiën” te vinden, zoals uit dit krantenbericht van 8 januari 1879 blijkt.

Het feit dat Lieuwe zijn woning (Afb. 5), na zijn vertrek, aan een uurwerkmaker verkocht, lijkt dan ook geen toeval te zijn.⁹
Naast zijn vakmanschap is Lieuwe een actieve ondernemer, die zijn klantenkring ook ruim buiten zijn woonplaats zoekt. Zijn onderbenutte potentieel brengt hij via advertenties in een landelijk dagblad aan de man (Afb. 9).

Afb. 9. Advertentie in Het Nieuws van de Dag; Kleine Courant d.d. 17-07-1878.

Vervolgens is het vanuit zakelijk oogpunt een logische stap zich te vestigen in een grote stad. In 1882 besluit het echtpaar dan ook om, met hun vier kinderen, te verhuizen naar het hart van de provincie, de stad Groningen. ¹⁰ Lieuwe betrekt een woning (met winkel?) in de Folkingestraat, die nog enige keren wordt verwisseld voor een andere behuizing. ¹¹(afb.10)
In 1903 bezoekt de Koningin-moeder Emma de stad Groningen en bezichtigt bij die gelegenheid Lieuwes zilverwaren. Dat leidt tot een flinke aankoop, zoals uit de bewaarde correspondentie kan worden afgeleid. ¹² ̓¹³ ̓¹⁴
Zijn klantenkring breidde zich inmiddels ook uit tot het Hof van de Russische tsaar. Volgens overlevering werden nog jaren na het overlijden van Lieuwe nieuwe bestellingen voor tafelzilver ontvangen. Zo kan zoon Willem, die deelgenoot en later opvolger van zijn vaders zaak was geworden, door gebruik te maken van de door zijn vader vervaardigde gietvormen, de met enige regelmaat bestelde naleveringen van tafelzilver naar het hof in Sint Petersburg verzorgen. De Eerste Wereldoorlog en het einde van de tsarendynastie hebben daar een einde aan gemaakt. Lieuwe heeft dat niet meer meegemaakt, want hij overleed in 1907. Van het vele dat hij met liefde en geduld maakte bewaren wij slechts een loddereindoosje ¹⁵. (Afb. 11).

Afb. 10. Oosterstraat 37 (middelste pand), waar Lieuwe woonde en werkte vanaf ±1900 tot aan zijn dood in 1907 (foto uit ±1915)

Afb. 11. Loddereindoosje, zilver, 4,5 cm hoog. Het meesterteken duidt op de maker, Lieuwe Schoonhoven. Het waarborgteken, een leeuw, wijst op zilver van het 2e gehalte, 835/1000. De jaarletter, een gotische O, geeft het jaar van fabricage: 1873. Het waarborgkantoor wordt weergegeven door een minervakopje met kantoorteken. Hoewel het kantoorteken onleesbaar is geworden, zal dit zeer waarschijnlijk een E (voor Groningen) zijn geweest.

en een zilveren beursbeugel (Afb. 12).

Afb. 12. Opengewerkte zilveren beursbeugel ( 11 x 7 ), waaraan een kralenbeurs: 2e gehalte, gemaakt door Lieuwe Schoonhoven in 1903. Het detail ( rechts ) toont een Hollands tafereel. de zilveren gesp, groot ongeveer 9 x 6 cm, is vervaardigd in 1899 ( aanwezig in Museum Stad Appingedam ).                 

Voorts kennen we van zijn hand twee gespen (Afb. 12).¹⁶
Als ik dat loddereindoosje (Afb. 11) in handen neem overvalt mij een vreemde gewaarwording. Dit zorgvuldig gevormde zilveren kleinood ontstond dus in de handen van mijn overgrootvader. Als mijn vingers over het zachtglanzende zilver glijden zie ik in gedachten zijn handen bezig, gekleurd door de materialen waarmee hij werkt, de burijn hanteert waarmee hij de versieringen in de zijkanten graveert, de drijfhamer die voorzichtig tikkend de bolletjesrand modelleert. Even is er geen afstand tussen nu en toen.
Martje Schoonhoven beviel in 1873 van haar tweede kind, dat de naam Willem Hendrik kreeg. ¹⁷ Willem werd geboren op 1 december, de naamdag van Sint Eloy, de patroonheilige van de edelsmeden.
Onder dit gesternte lijkt hij voorbestemd om te zijner tijd het beroep van zijn vader over te nemen. Maar dat lijkt niet onmiddellijk een vanzelfsprekende gang van zaken te zijn geweest, want volgens familieverhalen werd Willem door zijn ouders op een gegeven moment op de boot naar Amerika gezet. Waaruit hij een jaar later, zijn terugvaart bekostigend door als stoker op een schip aan te monsteren, weer huiswaarts keerde. De echte redenen van Willems “avontuur” ¹⁸ naar de Nieuwe Wereld zullen we niet meer te weten komen. Maar feit is dat hij op 23-05-1896 bij de Burgerlijke Stand werd uitgeschreven (‘Uit: New York’), om een jaar later opnieuw te worden ingeschreven (‘In: 02-05-1897 New York’).
Willem wordt later, wanneer weten we niet precies, medefirmant in zijn vaders zaak.¹⁹ Als in 1907 Lieuwe overlijdt, staat Willem, in vakmanschap de mindere van zijn creatieve vader, er alleen voor. Onder de firmanaam van zijn vader kan hij de zaak echter voortzetten. Het gezin Schoonhoven verhuist naar een smal winkelpand aan de Carolieweg.²⁰ De werkplaats waar Willem zijn zilverwaren vervaardigt is uiterst sober:
“Op de zolder, naast een oven met vormen en gietflessen, stond zijn werkbank met gereedschap:zoetvijlen, figuurzagen, ponsen en drijfhamers; hem toegewezen uit de boedel van grootvader. Daar werkte hij overdag en ‘s avonds, bij het schijnsel van de gele gasvlam.”²¹

In een fraaie etalage-opstelling zien wij een keur van zilveren voorwerpen: rekken met verschillende lepels, taartscheppen, spiegellijsten, een zilveren beugeltas, enz.

Dat ook zijn stadsgenoten deze wijze van uitstalling waarderen, blijkt uit de toekenning in 1912 van een 1e prijs in de Groningse etalagewedstrijd ( Afb. 13 ).

Met het overlijden van Willem Hendrik Schoonhoven in 1934 eindigde het ‘zilvertijdvak’ van onze familie (Afb. 16) (Afb. 17).

Afb. 16. Willem Hendrik Schoonhoven, ± 1930 Afb. 17. Klazina Willemina Schwitters

Afb. 13. Carolieweg 25 Boven de winkeldeur prijkt het wapenbord “Hofleverancier”. Hierboven de oorkonde “1e Prijs”


                  Afb. 14. Annonce in Nieuwsblad van het Noorden, d.d. 16 mei 1914. Zoon Willen bleef de firmanaam van zijn vader gebruiken.                                                                           

Niet lang daarna braken er economisch moeilijke tijden aan, die hun sporen, zeker ook in deze branche, trokken. Vooral na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ondervond het gezin de gevolgen van deze economische teruggang. De verkoop van zilveren voorwerpen naar de Verenigde Staten, een voorheen dankbaar afzet- gebied, lag stil. Zilver was aan een distributiesysteem onderworpen.
Na enkele malen binnen de stad van woning te zijn veranderd ²², besluit de familie in 1920 naar Eelde te verhuizen. ²³
Willem werkt en handelt vanuit zijn woonhuis (Afb. 15). ²⁴

Afb. 15. Woonhuis in Eelde, getekend door zoon Louis (±1922). Boven de voordeur is het wapenbord ”Hofleverancier” te zien.
Het pand, dat nu als adres Westerhorn 7 voert, is sindsdien enige malen ingrijpend verbouwd. Het is, omgeven door een ruime tuin, gesitueerd dicht bij de dorpskern.

Het lukt de familie echter, als ‘stadjers’, niet om hier te aarden.
In 1924 vertrekt het gezin dan ook naar Den Haag. De Hofstad is in deze jaren een aantrekkelijke vestigingsplaats voor veel middenstanders. Willem opent een winkel in of nabij het Noordeinde waar ook Koningin-moeder Emma zilverwaren kocht. Hier kon het wapenbord, dat zijn vader nog had laten maken, weer getuigen van koninklijke klandizie. ²⁵ Met het overlijden van Willem Hendrik Schoonhoven in 1934 eindigde het ‘zilvertijdvak’ van onze familie.
Wij koesteren de herinnering aan dat tijdvak met een setje van door Lieuwe gegoten fraaie mokkalepeltjes en sierlijke theelepeltjes met bijbehorende gebaksvorkjes (Afb. 18).

Afb. 18. Zilverwaren vervaardigd door L. Schoonhoven. Op de lepeltjes en vorkjes is, naast het zilvermerk, het minuscule meesterteken te zien.

Evenzo herinneren enkele andere voor- werpen die Willem vervaardigde, zoals een gesp, een taartschep, een suikertang, een suikerschaaltje en een kaarsenhouder, ten dele van gedreven zilver in het bezit van Allard en Trudi Peterse, ons aan het vakmanschap van twee generaties voorouders. (Afb. 19). ²⁶

Afb. 19. Enige zilverwerken van de hand van W.H. Schoonhoven.

Willems vrouw, Klaziena Schwitters, overleefde haar echtgenoot 17 jaar onder behoeftige omstandigheden. De laatste zeven jaar woonde zij in Zeist in één vertrek, de helft van een kamer-en-suite.
Ondanks haar benarde materiële situatie toonde zij een opgewekt karakter, was heel gastvrij, actief lid van de “Grunneger Verain”, en, volgens een van haar kleinzonen: “een echte grootmoeder”.


1 Volgens het Bevolkingsregister vestigt Lieuwe zich op 14-09-1867 te Winsum. Als beroep staat “zilversmidsknecht” vermeld en als gezindte “N.H.”.

2 Martjes vader, wagenmaker te Nieuwolda, stierf een jaar na haar geboorte. Haar moeder hertrouwde een jaar later met de weduwnaar T.F.S. Kloosterhuis, van beroep “geneesheer”.

3 Lieuwe (die op zijn trouwdag, 28-04-1870, naar uit de akte valt op te maken, nog zijn dienstplicht vervult in het Zevende Regiment Infanterie) vestigt zich op 04-04-1870 in Middelstum. Zijn echtgenote volgt op 17-05-1870. In de periode 1872-1878 wonen Lieuwe en Martje in het huis A 140 (mogelijk is dit het pand met het huidige adres Grachtstraat 13). In de jaren 1879-1882 woont hij in de woning A 111-2 (dit is vrijwel zeker het huidige pand Schoolstraat 33) (Meded. Dhr J. Tilbusscher – met dank). Na vertrek van het gezin naar Groningen (1882) bleef deze woning nog eigendom, totdat het in 1888 voor fl. 1400,- werd verkocht (brief d.d. 22-10-1924 van LMS aan zijn ouders).

4 Uit: Meestertekens van Nederlandse Goud- en Zilversmeden 1814-1963. Staatsuitgeverij,
1986.

5 Ter vergelijking: in 1882 viel meer dan de
helft van de werkende bevolking in Middelstum onder de laagste aanslaggrens (fl. 500). Op dit niveau en soms iets hoger zitten een timmer- man, een smid, een bakker, een schilder, een molenmaker, een korenschipper en een onder- wijzer. Dicht bij de fl. 1000 zitten een paar winkeliers, een logementhouder en enkele molenaars. De dominee en een hoofdmeester verdienden fl. 1000, de notaris fl. 1500. Boven de fl. 1000 komen vrijwel alleen boeren. De hoogste van hen zit op fl. 7000!
(Bron: Kohieren Hoofdelijke Omslag, uitgeplozen door Dhr. J. Tilbusscher, Feerwerd)

6 “Nationale Tentoonstelling van hedendaagsche Kunst, Fabriek- en Handwerk-nijverheid”, georganiseerd door de “Vereeniging voor het Nederl.-Kunst-Industrie-Museum” in
september-oktober 1875 in de Parkzalen te Amsterdam.

7 Niet alom lof. Het in Amsterdam verschijnen- de Algemeen Handelsblad schrijft op
19-06-1878: Onder de zilverwerken komen nog voor de inzendingen van de heeren Schoonhoven te Middelstum en Treling te Sneek, waarover het eigenlijk beter ware te zwijgen. Enige vrij grove proeven van zilver- gietwerk en een kamer in miniatuur van met filigraanwerk uitgevoerde meubelen zijn inzendingen, die men liever in Nederland had moeten laten, in plaats van ze aan de lachlust der Parijzenaars bloot te stellen. Te vergeefs zocht men op de tentoonstelling naar Amsterdamsche inzendingen in het zilversmidvak. Ook de goudsmeden en juweliers schitteren door hunne afwezigheid. Behalve de pretentieuze tentoonstelling van v. Kempen, die hierboven geschetst werd, is er niets degelijks te vinden. Ik meen toch, dat de goud- en zilver- industrie bij ons te lande bloeit, en het verwondert mij, dat het niet heeft mogen gelukken, meer fabrikanten tot inzending van hun fabrikaat te bewegen.

8 Het Nieuws van den Dag. Kleine Courant, d.d. 13-07-1880 en 14-07-1880. “Internationale Tentoonstelling van Gouden en Zilveren Werken, Edelgesteenten, Uurwerken en de Werktuigen tot de vervaardiging en bewerking van het genoemde: van 13 Juli tot 1 Aug. 1880, in het Rijks Universiteitsgebouw te Groningen.” De expositie, georganiseerd door de “Nederl. Maatschappij tot bevordering v. Nijverheid, Departement Groningen”, was opgesteld in acht lokalen op de beneden- verdieping van het Academiegebouw.

9 Wiebe Ankringa, uurwerkmaker, huwde op 15-12-1882 Gerritje Deelman. Vermoedelijk huurde hij de woning A111-2 van Lieuwe Schoonhoven, totdat deze het aan hem in 1888 verkocht. Zoon Harmannus Ankringa, ook uurwerkmaker, volgde zijn vader op. Lieuwes dochter Renske huwde in 1899 Henderikus Dieters, uurwerkmaker (later garagehouder) te Assen.

10 Het feit dat Lieuwe een goede nering had opgebouwd moet de reden zijn geweest dat hij in “Stad” zakelijk meer perspectief zag dan in het afgelegen Middelstum. Daarnaast was het
“Hogeland” aanzienlijk minder welvarend geworden dan eertijds. Rond 1878 eindigden de
‘champagnejaren’ van het Hogeland en begon, als gevolg van de import van goedkoop Amerikaans
graan, in heel West-Europa een diepe en langdurige landbouwcrisis. In 10 jaar tijds werden de graanprijzen meer dan gehalveerd.
(Frank Westerman (1999) De Graanrepubliek, Atlas. W. Tijms (2000) Groninger graanprijzen.
De prijzen van agrarische producten tussen 1546 en 1990, NAHI). Als gevolg ontstond er, met name in de provincie, ernstige sociale onrust.

11 Op 24-05-1882 vestigt het gezin zich in de Folkingestraat 286 (oude nummering?); in ± 1885 naar Steentilstraat R302; in 1890 (?) verhuisde het gezin naar het Gedempte Kattendiep 12 (pand is vervangen door nieuwbouw) en rond 1900 naar de Oosterstraat 37A (voerde hij een winkel op no 37?). Dit pand is omstreeks 1925 door nieuwbouw vervangen.

12 Drie handgeschreven briefjes namens de Koningin Moeder Emma betreffen de leverantie van zilverwaren. Zie ook noten 11 en 12. (in bezit van A.L. Peterse) Soestdijk, den 18 Augustus 1903
Mijnheer Ingevolge de bevelen van Hare Majesteit de Koningin Moeder verzoek ik U eene keuze van zilver gietwerk voorwerpen zoals U vervaardigt aan Hare Majesteit te zenden. De voorwerpen
mogen verschillend zijn, maar inzonderheid wenscht Hare Majesteit bepaald van de kleinere zaken eene keuze te ontvangen, die Hare Majesteit te Groningen gezien heeft. Ik verzoek U lijst van de voorwerpen en opgaaf van prijs daarbij te doen.
Met de meeste achting
J. Reichard
waarn. Lectrice v. H.M. de Koningin Moeder.

13 Soestdijk den 20 Augustus 1903
Mijnheer
Ingevolge de bevelen van Hare Majesteit de Koningin Moeder deel ik u mede dat Hare
Majesteit van de ter keuze gezonden voorwerpen gekozen heeft
E Bijouterietrommeltje fl [ ]
H. Mosterpotje met 2 zoutvatjes! ,, 35
L. IJsmes ,, 22
34. tafelschuier ,, 16
30. 2 Aardbeijenschepjes à 15 fl ,, 30
16. 1 Taardschep ,, 8
52 1 dito ,, 19
40 Bonbonmandje ,, 18
42 dito ,, 20
16 4 Bonbonschepjes à fl 8 ,, 32
20 1 Molenbeker ,, 40
34 Bonbondoosje ,, [28]
De voorwerpen die er niet gekocht zijn worden vandaag aan Uw adres terug gezonden. U vindt de lijst in de kist. Een schepje No 40 was niet op de lijst gezet. Ik verzoek U mij mede te delen of de voorwerpen in goede orde ontvangen zijn en de rekening aan mij te zenden.
Met de meeste achting
J. Reichard
Waarn. Lectrice v. H.M. de Koningin Moeder.

14 Soestdijk, den 28 Augustus 1903
Mijnheer
Ingevolge de bevelen van Hare Majesteit de Koningin Moeder zend ik U na aftrek der gewone percenten voor het Wed. en Weezenfonds het bovenstaand bedrag waarvan 340 fl. ingesloten en door postwissel 1,55 fl. Ik verzoek U mij de quitantie terug te zenden
Hoogachtend,
J. Reichard
Waarn. Lectrice v. H.M. de Koningin Moeder.
(dit briefje zat in een 12×15 cm met lak verzegelde envelop, geadresseerd aan: Aan de Koninklijke Kunst Goud & Zilver Gieterij van L. Schoonhoven, Groningen, Oosterstraat 37a.
Afz.: Dienst van het Koninklijk Huis. Voor de
Lectrice v. H.M. de Koningin Moeder […].
Voorts het opschrift: Aangegeven Waarde 340 fl. Drie honderd veertig gulden. Fl. 340.-
vertegenwoordigt een huidige koopkracht van ± € 3900.-)

15 Loddereindoosjes (verbastering van L’eau de reine-doosjes) bevatten een sponsje met
een geurwatertje. In de 18e – 19e eeuw populair bij dames in sommige maatschappelijke
kringen. Dienden om kwalijke geuren te maskeren, maar ook als conversatieonderwerp:
“kijk eens welk heerlijk geurtje ik heb gevonden!”. Noord-nederlandse lodereindoosjes zijn vaak veelkantig, terwijl de doosjes van elders meestal een ronde, ovale
of vierkante vorm hebben.

16 Het Groninger Museum bezit een gesp onder inv. no. 1998-0256, vervaardigd door
Lieuwe Schoonhoven in 1901 (meded. Dr. E. Knol, conservator, 06-06-2011).

17 Hun eerste kind, Sjoerd Cornelius, overleed op 16-jarige leeftijd.

18 Volgens de “Staat van Landverhuizers 1896” is WHS zonder beroep, Ned. Hervormd, in de categorie “mindergegoeden” (tussen “welgestelden” en “behoeftigen”) en wordt als
“Vermoedelijke redenen van vertrek” aangegeven: “avontuur”.

19 Een gezegelde, maar ongedateerde akte, registreert de verkoop van Lieuwe Schoonhoven aan Willem Hendrik Schoonhoven van “alle gereedschappen, alle modellen en alles wat verder tot de uitoefening van het zilversmidsbedrijf nodig is” … ”tegen een koopprijs van een honderd gulden (ƒ100.–)”. De overdracht zal geschieden bij overlijden van LS of zoveel eerder als LS dat wenselijk acht.

20 Het smalle pand bestaat nog steeds maar de voorgevel werd in 2010 gemoderniseerd (lees: onherkenbaar verminkt).

21 Brief L.M. Schoonhoven Sr., 14-09-1957.

22 De Firma L. Schoonhoven in “Antieke Zilverwerken” is een jaar gevestigd in de Grote
Kromme Elleboog 15 en vervolgens enige jaren in de Zuiderkerkstraat 3.

23 De woning, gelegen aan de Westerhorn no. 7, is sindsdien enige malen ingrijpend
verbouwd. Het is omgeven door een ruim erf met tuin. Destijds was het pand in tweeën
gedeeld. W.H.S. kocht de linker (westelijke) helft van het pand in 1920 voor Fl. 6000.- en verkocht het in 1929 voor Fl. 5000.-. Met dank aan de heren G.J. ten Pas, N. Harms, J. Moes en J. Eilander voor opsporing “woning 221”.

24 De nadruk van zijn werk lijkt in de loop der jaren te verschuiven naar handel en reparatie,
gezien de omschrijving van zijn beroep in de Groninger adresboeken 1910-1920 als “Antiquiteiten in Goud en Zilverwerken”, later als “kasthouder en reparateur”.

25 Het houten, in kleur uitgevoerde wapenbord, ongeveer 80 cm breed, werd in 1946 aan een opkoper voor fl. 5,00 verkocht.

26 Met dank aan dhr. A.L. Peterse, die de foto’s no. 4, 13, 15, en 17 ter beschikking
stelde.