Borg Mentheda

Mentheda te Middelstum

Mentadaheerd was een van de edele heerden van Middelstum. De naam komt van het geslacht Mentata. Albert Mentata wordt in 1371 en 1372 genoemd en is een van de aanzienlijken van de Ommelanden. Verder wordt in 1397 Lyutho Mentata vermeld als hoofdeling te Middelstum.

Daarna horen we van dit geslacht niets meer.

Waarschijnlijk door vererving kwam de heerd in de 15e eeuw aan Oda ten Dijke te Pieterburen (zie Dijksterhuis). Zij stichtte in of kort voor 1436 in de kerk van Middelstum een vicarie, de Menteda- of Sint-Nicolaasvicarie. De vicariepriester moest missen voorlezen, volgens een schenking in 1464. Wat er verder gebeurde met de vererving van de Metedaheerd en de presentatie van de vicarie is niet echt duidelijk. Oda ten Dijke is kinderloos gestorven. Zij liet aan vele instellingen en familieleden na. Zij schonk landerijen aan Asege te Harsens, die ook hoofdeling te Middelstum was (1457), en zijn vrouw Bywe. Peye, de vrouw van Bartold Entens, erfde van haar. Waarschijnlijk de Mentedaheerd met het recht van de presentatie van de vicarie. De onderlinge familieverhoudingen van toen zijn onduidelijk. Bartold Entens was nog in 1466 inwoner van de stad Groningen. Vermoedelijk komt de familie uit Drenthe, daar bezat zij goederen volgens een erfscheiding in 1482 tussen de gebroeders Gert, Bartold en Rolef. Het ging waarschijnlijk om de erfenis van hun vader Evert Entens, die in 1444 raadsheer was in Groningen en die in 1467 nog leefde. Vermoedelijk heeft Bartold Entens na zijn huwelijk met Peye (dochter van Asige te Harssens en Middelstum?) zich te Middelstum gevestigd. In 1472 is hij hoofdeling daar en schepper van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest. Al spoedig komt de familie Entens in conflict met de familie Ewsum. De Ewsums beweerden dat Oda ten Dijke de vicarie niet gesticht had maar alleen begifted, Entens had dus geen alleenrecht van presentatie van de Sint-Nicolaasvicarie. Ook over het overrecht van Middelstum en de gestoelten in de kerk liepen de twisten. Ze duurden eindeloos en er kwam maar geen oplossing.

Bartold stierf voor 1500. Zijn zonen Hilbrand en Meye volgden hem op. Ze komen beiden voor als hoofdeling te Middelstum. Evenals de Ewsums streden de gebroeders Entens tegen de Groningers en evenals Ewsum liep ook Menteda grote schade op omstreeks 1500.

Hilbrand is kinderloos gestorven, want na de dood van Meye, voor 1530, kregen diens kinderen Bartold en Peter de erfenis. Bartold verkreeg Menteda en Peter Harsens. In 1535 woonden Bartold Entens en zijn vrouw Emerentiana van Holdinga op Menteda. In dat jaar bezwaarden zij namelijk hun heerd, waar het steenhuis op stond en waar zij woonden, met een jaarlijkse rente. In 1572 toen hun zonen Asinge en Bartold er woonden, was het goed nog bezwaard met deze rente. Bartold Entens, de vader, was een man van gewicht. Zo was hij met Hidde Onsta in 1536 afgezant van het gewest bij de overdracht aan Karel V. Onder hem laaiden de twisten met Ewsum weer hoog op. In 1547 kwam het bij de installatie van een nieuwe pastoor in Bedum tot een vechtpartij, waarbij een dienaar van Wigbold van Ewsum Bartold Entens dood stak. De verhouding tussen de beide geslachten werd er daardoor niet beter op. Het kwam pas in 1564 tot een verzoening.

Na de dood van Bartold bleef de boedel (in elk geval Menteda) tussen zijn weduwe Emerentiana van Holdinga en haar kinderen waarschijnlijk onverdeeld. Zowel Meye als Hilbrand, Wilco, Bartold en Asinge noemden zich ‘Van Menteda’. Meye, getrouwd met Teteke Clant, wordt in de jaren 1556-1560 hoofdeling te Middelstum genoemd. Na de dood of afstand van de anderen bleven alleen Bartold en Asinge als eigenaars over. Bartold noemde zich in 1568 hoofdeling te Middelstum, Toornwerd en Engeweer, toen hij zijn aandeel in huis en land te Middelstum verkocht aan zijn zuster Anna. Waarschijnlijk was dit omdat hij als zwervend krijgsman (watergeus) niet meer het leven leidde van een landjonker. In 1580 sneuvelde hij voor Groningen.

De toestand is onduidelijk. Na de komst van Alva worden de goederen van de deelnemers aan de beeldenstorm en opstand geconfisqueerd. Het huis te Middelstum met 80 grazen land blijkt in eigendom te zijn van Bartold en Asinge en bij Asinge in gebruik. Enige tijd later, in 1577, verkopen Asinge Entens en zijn vrouw Ike een jaarlijkse rente van 6 Emder gulden, te beuren uit hun heerd land met de borg, die dan in gebruik is bij Mencke Cuper. Asinge deed in 1566 en 1568 niet zoveel illegaals (volgens de spanjaarden) als zijn broer Bartold. Asinge zijn goederen bleven dus van hemzelf. In 1580 werd hij wel een van de actiefste bestrijders van de Spanjaarden. Bij het beleg van Delfzijl werd hij gevangen genomen, maar in 1582 wist hij te ontsnappen. In 1584 stierf hij ‘in een versmadt krancheit uth sijn ongetuchtich levendt erstanden’, zoals Eppens schrijft. Eppens schat hem dus niet erg hoog.

In 1583 was Menteda al wegens schulden verkocht. Heerlijkheid, borg en grachten voor 1000 gulden en ieder gras voor 35 gulden. Volgens Eppens was dit veel te weinig. Koper was Garbrand Heinens, geboren in Appingedam, maar hij bracht het tot raadsheer en burgemeester van Groningen. Om zijn anti-staatse houding was hij in 1579 op grond van het traktaat van Winsum in gijzeling gelegd te Kampen. Tot 1594 had hij zitting in het stadsbestuur. Of hij zich daarna op Menteda gevestigd heeft is onbekend. In 1610 woonde zijn schoonzoon Albert Veelker er wel. In dat jaar was er namelijk een kwestie of hij als katholiek zijn collatierecht mocht uitoefenen. Op de klok te Westerdijkshorn, gegoten in 1658, komt zijn naam als collator wel voor. Ook in 1636 behoorde Menteda nog aan de Veelkers.

In 1649 deden Peye Entens, weduwe Maneil, en Johanna Entens, nog een poging het oude familiegoed terug te kopen van Albert Veelker (dezelfde als in 1610?) op grond van het 32e artikel van het vredestraktaat van Munster, maar hoe het afgelopen is, is niet bekend. In elk geval was in datzelfde jaar Johan Lewe van Ewsum al eigenaar. Leden van de familie Entens bleven zich echter ‘Van Menteda’ noemen.

In 1652 werd het huis bekend tijdens een geschil tussen de Stad en Ommelanden. Op 6 april besloten de Ommelander gecommitteerden, dat de ‘justicieers’ der Ommelanden daar zouden vergaderen. Deze rechters, waaronder Johan Lewe van Middelstum, zouden de hoofdmannenkamer in Groningen vervangen voor de bediening van de justitie. Voor de inrichting van het huis en het herstel van de brug werd een bedrag van 290 gulden en 10 stuivers besteed. Deze rechtbank hield het maar enkele maanden vol, want in augustus 1652 kwam een einde aan de ‘separatie’ tussen Stad en Ommelanden. Met deze reparatie kan niet de totale verbouwing op een onbekende datum bedoeld zijn die Menteda op Ewsum liet lijken. In 1658 werden tijdens de Ommelander landdag in de kerk te Middelstum van 11-13 november de comparanten met hun dienaren op Menteda van spijs, drank en andere ‘necessiteiten’ voorzien. De ingediende declaratie bedroeg ruim 1312 gulden.

Huidige toestand
Dit is het laatste wat we van de borg horen. In 1738 zou het huis zijn gesloopt. De borgstede met ‘rondeel’ en grachten, in 1801 een groot appelhof, werd in dat jaar door douairiere Lewe van Middelstum voor 1000 gulden verkocht aan Hendrik Wichers, arts te Middelstum. In 1890 kocht de door historische artikelen bekend geworden Jacob Vinhuizen de Menthedawierde. Hij liet in 1896 een nieuw Mentheda bouwen, niet op de oude plaats, maar aan de overzijde van de weg.
(BRON: De Ommelander borgen en steenhuizen, ISBN 90 232 2314 4
Copyright 2006 Museumhuis Groningen – http://www.museumhuisgroningen.nl/info@museumhuisgroningen.nl)