Asinga te Middelstum
Een Asego van Middelstum komt voor in 1323 en een Eppo Asagama in 1371. Het is mogelijk dat naar Asego de Asingaheerd genoemd is, die een van de drie edele heerden was van de rechtstoel Middelstum. Toornwerd en Engeweer.
Het redgerrecht van deze heerd was in de 15e eeuw in handen van Ewsum en waarschijnlijk de heerd zelf ook.
In de 16e eeuw werd op een appelhof achter de kerk op een wierde een huis gebouwd door Hercules van Ewsum. Deze was zoon van Hercules van Ewsum, pastoor te Middelstum, en ook bastaard zoon van Abeke van Ewsum. Dit huis lag op het terrein van de Asingeheerd. Hercules van Ewsum was rentmeester van Johan van Ewsum. Rond 1568 kregen ze problemen over de financien. Daarbij was sprake van een overdracht van het huis Asinge aan Johan van Ewsum. De twist over Asinge duurde voort onder Anna van Burmania, de weduwe van Johan van Ewsum. Hercules had zich inmiddels in Winsum gevestigd. Hij deed dingen in 1566 en 1568 die de Spanjaarden niet bevielen, daarom werd zijn bezit verbeurd verklaard. Daaronder kwam Asinga niet voor, wel zijn bezit in Winsum. In 1574 was Anna van Burmania eigenaresse van Asinga. Het bleef in bezit van de familie Van Ewsum tot 1596. In dat jaar op 12 februari verkochten de stadhouder en hoofmannen de behuizing te Middelstum publiek. Het heette Azingha, heerd met het hof, hoge heem en 51 grazen groot en eerder gebruikt door Hercules van Ewsum. Koopster werd jonge Anna Veelcker. De familie Veelcker was een stad-Groninger familie, die haar geld voor een deel belegde in Ommelander goederen. Zo had Anna van Burmania in 1574 een jaarrente van 35 emder gulden, verkocht aan Anna, weduwe van Geert Veelcker, te beuren uit Asinga. In 1596 verkreeg de familie Veelcker dus Asinga. Ter zelfde tijd hadden ze ook Mentheda veworven. Wie ‘jonge’ Anna Veelcker geweest is, is niet duidelijk.Enkele jaren later is Asinga in bezit van Everardus Everardi ab Emda (d’ Emda). Deze was tot 1594 raadsheer geweest van Groningen en gold voor zeer rijk. In 1587 was hij getrouwd met Albertien Veelcker. ZIj hebben in 1611 het nog bestaande poortgebouw laten bouwen, zoals blijkt uit de familiewapens en het jaartal in de gevel. Zij waren katholiek gebleven en het gebouw diende als schuilkerk. Bij restauratie zijn dan ook sporen gevonden van de uitoefening van de katholieke godsdienst. Hun zoon Gerhard trouwde in 1614 met Roeleffien Clant. Na zijn dood ontstonden in 1618 processen tussen zijn weduwe en haar schoonvader. Zij deed namelijk een beroep op haar huwlijkse voorwaarden waarin was vastgesteld, dat zij na het overlijden van haar man de borg in vruchtgebruik zou mogen nemen. Zij schijnt door de hoofdmannen in het gelijk te zijn gesteld. Deze zaak was aan de orde gekomen, toen Roeleffien in 1618 hertrouwde met Harmen Jarges. Na diens dood in 1631 hertrouwde zij opnieuw, nu met Zeino Lewe. Kort daarvoor had zij Asinga al verlaten. In 1627 werd namelijk na de dood van Everardus d’ Embda, aan wie de eigendom was gebleven Asinga verkocht. Het had poorten, bruggen, grachten, hoften, geboomten, plantages, met kerk- en legersteden, gerechtigheden en 47 grazen land, in gebruik bij Hayke Peters. Koper werd Abel Coenders, heer op Ewsum. Diens kleinzoon Johan Lewe ging in 1649 een ruil aan met Tada Ordnia, weduwe Veelker, en haar zoon Albert Veelker, waarbij de laatstgenoemden Asinga verkregen. De rechten hield Lewe zelf. Deze hadden voor de rooms-katholieke Veelkers toch weinig betekenis (de regering was protestants en beperkte de andersgelovigen). Zo was Asinga teruggekeerd in het bezit van de familie Veelker. In 1664 behoorde Asinga nog aan Albertus Veelker. Daarna horen we niets tot 1738.
Dan blijkt Asinga opnieuw eigendom te zijn van de Lewes van Middelstum. Bij een boedelscheiding van dat jaar van de nalatenschap van Johan Lewe en Amalia Maria Clant, heer en vrouwe van Middelstum, verkreeg Reint Jan Lewe, onder meer Asinga. In 1739 ging hij een ruil aan met Wendela Juliana van Berum en haar man Evert Lewe, waarbij Wendela het huis Asinga met hoven, grachten en plantages verkreeg. Kort daarop droeg zij Asinga weer over aan Reint Jan Lewe, die in 1742 ongehuwd stierf. Zijn broer Edzard Jacob erfde Ewsum, Asinga en de borgstede Menteda waarvan het huis al gesloopt was. Ook Asinga werd in 1744 op afbraak verkocht en afgebroken. Alleen het poortgebouw en een oude schuur bleven gespaard. Van de bewoning van het poortgebouw is daarna eerst niets bekend. In de jaren 1798-1800 werd het herhaaldelijk te huur aangeboden, maar de belangstelling was niet groot. Het bleef in bezit van de familie Lewe. In 1811 werd Edzard Jacob Lewe maire van Middelstum en in 1813 schout. Gemeente-secretaris werd Fraçois Plaat, getrouwd met Cornelia Pauline Klein van Willengen. Zij hebben Asinga bewoond tot 1858. Toen Plaat in 1815 zelf schout werd en zijn gezin toenam, werd de poortruimte volgebouwd en werden ook verbouwingen aangebracht.
In 1835 werd Asinga verkocht aan dr. E. Wichers, maar burgemeester Plaat bleef er wonen. Na diens dood hebben zijn zonen, dr H. Wichers en dr. J. S. Wichers er gewoond. In het voorjaar van 1863 werden aan de poort een ruim middenhuis en een grote schuur gebouwd met stalling voor paarden en vee. In 1869 en 1877 werden gedeelten van het terrein verkocht voor de stichting van een gereformeerde kerk en een school. In 1870 verkocht dr. Wichers het gehele noordelijke gedeelte met onder andere de poort en het zogenaamde rondeel. Koper werd S. J. Huizenga, van wie het in 1903 overging aan diens broer C. J. Huizenga. Deze overleed in 1917, zijn weduwe B. Wibbens in 1926.
Bij publieke verkoping van dat jaar werd mejuffrouw A. Vinhuizen eigenaar. Deze heeft de poort laten restaureren, waarbij de bijgebouwen van 1863 werden verwijderd. De gevelstenen met ook het wapen Asinga, zijn toen aangebracht. In 1972 is het gebouw gekocht door Cornelis Geert Reinders.
Huidige toestand
Het borgterrein van Asinga is nu gedeeltelijk bebouwd, gedeeltelijk park. Van de grachten is alleen de noordelijke van het poortgebouw tot de kerk nog intact. De borg heeft op een hoogte gestaan, het hoge heem. De hoogte is geslecht om de binnengracht te dempen. Dit terrein is nu lager dan het overige gedeelte van het park. Ook Mentheda moet op een hoogte gestaan hebben rondom in een gracht. Daarvan is niets meer over. Het terrein is nu laag en als kwekerij in gebruik.
(BRON: De Ommelander borgen en steenhuizen, ISBN 90 232 2314 4)